vrijdag 10 april 2015

Wat een bevalling

Op maandag moest ik wederom naar de kliniek in het fantastische ziekenhuis. Dit is de week dat ik uitgerekend ben, dus misschien wordt er nu echt iets nuttigs gedaan? Helaas. Het was weer hetzelfde riedeltje met vroeg opstaan, papiertjes onder de steen leggen en wachten. Toen ik bij de dokter kwam, deed hij zelfs nog minder dan de keer ervoor. Hij schreef een onleesbaar briefje, gaf dat aan mij met de woorden 'Als je voor volgende week niet bevallen bent, moet je op maandag naar de afdeling komen en gaan we je bevalling in gang zetten.' En dat was het. Gelukkig hoefde ik geen afspraak te maken, dus kon ik lekker vroeg naar huis.

Op dinsdag voelde ik me nogal moe en lui. Ik besloot om chocola voor ontbijt te nemen, gewoon omdat het kan. De harde buiken bleven de laatste paar dagen de hele tijd aanhouden, zo ook vandaag. Maar ik voelde me extra verkreukeld; mijn rug voelde alsof ik op de grond had geslapen. Ik was hier net over aan het klagen tegen mijn moeder toen ik dacht dat ik in mn broek aan het zeiken was 'Oh, fijn, nog zo'n zwangerschap-breekt-je-lijf-ding', dacht ik bij mezelf. Maar nog geen halve seconde later besefte ik me dat het iets anders was. Mijn vliezen waren gebroken! En niet veel later lag de slijmprop (zeer charmant woord, maar het beschrijft goed wat het is) er ook uit.
Terwijl ik niet meer van de wc af durfde, het was zo'n waterval als je ook in films ziet, probeerde ik mijn wederhelft te bereiken. Het was lunchtijd, en in de kantine van het hotel waar we werken heb je geen bereik. Mijn baas is iemand die op zijn telefoon broedt, dus besloot ik hem te bellen. Hij begon meteen een praatje te maken. 'Daar heb ik geen tijd voor! Waar is Charlie? Mijn vliezen zijn gebroken!' Toen hij iemand stuurde om hem te gaan zoeken, hoorde ik gegil, zoals schoolmeisjes dat doen, op de achtergrond. 'Oh mijn god, ze gaat bevallen! Ieeeee!'. 
Ik pakte mijn tas, gooide mijn zwangerschapsboekje, portemonnee en paspoort er nog in, en liep naar buiten. Daar kwam net een zeer zenuwachtige vader in spe aanrijden. Ik legde een handdoek op de achterbank, ging zitten en zei m dat hij niet hoefde te racen omdat dit nog maar voorweeën waren. Hij zei nog 'Ok', maar reed toch met een vaartje van 120 richting het ziekenhuis. Hier mag je maar 80, dus we gingen links en rechts iedereen voorbij.
Uiteindelijk bij het ziekenhuis aangekomen moest ik naar binnen. Langs de beveiliging. Die niet echt geloofde dat ik zwanger was. Mijn buik was al niet veel, en omdat het vruchtwater eruit liep, was het nog wat in volume afgenomen. Ik riep 'Ja, want ik sta heus niet in mn broek te zeiken hier! Mn vliezen zijn gebroken!' Ik werd in een rolstoel gedeponeerd en afgevoerd naar de afdeling. Er werd niet gewacht op mijn wederhelft, wat ik nogal vreemd vond.
Op de afdeling aangekomen moest ik eerst op een bankje zitten en, uiteraard, wachten. Daarna mocht ik bij de zuster komen. Ze was niet alleen zuster, maar vooral ambtenaar. Ze vroeg om mijn zwangerschapsboekje, opende het, keek mij aan van top tot teen en zei doodleuk 'Je bent hier niet op de goede plek.' Wat. Wat is dit nou weer. Terwijl het gewoon leek alsof ik als een klein kind in mn broek stond te zeiken moest ik haar ervan overtuigen dat ik hier toch echt wat te zoeken had. 'Ik denk van wel, aangezien mijn bevalling zo ongeveer een uurtje geleden is begonnen.' Ze haalde het onleesbare doktersbriefje eruit en keek mij weer aan. Gezien ze kan lezen maar toch ook weer niet, moest ik haar uitleggen dat het voor volgende week maandag is, indien ik niet zelf beval, en het in het boekje bewaar zodat ik het niet kwijtraak. Ze keek me aan alsof ze nog nooit zulke onzin uit een mens had horen komen, en gebaarde dat ik moest gaan zitten. We gingen papierwerk invullen. Hetzelfde papierwerk wat in dit ziekenhuis al 3x was ingevuld. Ik heb een dossier, maar blijkbaar delen afdelingen die niet met elkaar ofzo. En blijf maar gewoon lekker in je eigen vuil zitten.
Na het papierwerk werd ik kort onderzocht. Er werd kortaf, bijna afkeurend, gezegd 'Drie cm.' Na dit onderonsje was er nog meer papierwerk, maar ik zag dat ik nu aan het whiteboard in de hal was toegevoegd. Het had het meeste weg van een scorebord; de naam van de patiënt stond erop, en hoeveel cm ontsluiting ze had. Dat iedereen het even weet.
Ik werd naar de zaal gebracht, waar ik een bed toegewezen kreeg. Er werd mij verteld dat ik me klaar moest maken. En dan was het.
Ik riep om de zuster, omdat ik toch wel misselijk begon te worden en ik geen zin had om mezelf ook nog eens onder te kotsen. Bevallen is al smerig genoeg van zichzelf. Ik kreeg een bakje, en dat was het dan weer. Weer alleen.
Het kotsbakje had ik inmiddels gevuld. De hele zwangerschap nul keer overgegeven, en vlak voor de eindstreep moest ik er toch nog aan geloven. Ik riep weer om de zuster omdat ik een nieuw bakje wilde. Mn maag leek leeg, maar ik vertrouwde mijn lijf voor geen meter meer.
De weeën werden steeds erger. Ze komen tot het punt dat je het uitschreeuwt van de pijn. Het is niet echt uit te leggen hoe dit voelt. Ik hoorde de zusters onderling zeggen 'ze heeft nu pijn' en niet veel later kwam de dokter. Die ook niet veel bijzonders deed dan wat luisteren, duwen en porren. Een zuster gaf mij een infuus, en dat was het dan weer. Weer alleen.
De rest is een beetje een waas. Ik herinner mij niet veel meer, tot het punt dat ik bezig was mijn kind eruit te duwen. Een collega had al de grap gemaakt 'Ik hoop voor jou dat ie niet z'n vaders grote hoofd heeft' en jawel, hij heeft z'n vaders grote hoofd. Het lukte me niet. Ik perste wat ik kon, maar hij leek vast te zitten. Eén van de zusters kwam naast mij op het bed knielen en duwde met haar volle gewicht op mijn buik om zo te helpen de kleine man eruit te krijgen. Het deed geeneens pijn. Of ik kon niets meer voelen, dat kan ook best zijn.
Uiteindelijk was hij er dan. De zuster liet mij zien dat het een jongetje was, en ze namen hem mee. Daar lag ik weer. Alleen. En heel erg in de war.
Er kwam weer een zuster langs, haar taak was om de schade op te nemen en te kijken hoeveel hechtingen ik nodig had. Volgens haar viel het mee. Interesseerde me niet. 'Waar is mijn kind?' Ze zei dat ik mezelf eerst moest opfrissen en dan mijn zoon zou krijgen. Ik kreeg een kom koud water. Alsjeblieft.
Zo goed en kwaad als het ging maakte ik mezelf schoon en strompelde naar de zusters om mn kind te krijgen. Niet veel later kwamen ze hem brengen. 'Alsjeblieft. Leg maar aan de borst.' En ze verdween weer. Weer alleen. Leg maar aan de borst? Dit is mijn eerste kind, ik weet amper hoe ik m vast moet houden! Inmiddels was mijn wederhelft weer in het ziekenhuis (hij was er eerder weggejaagd), maar hij mocht de afdeling niet op. Ik mocht de afdeling niet af, dus hebben we een beetje in de deuropening staan klooien. Hij was onwijs trots op zijn zoon.
Ik was net een beetje aan het bijkomen, toen ik gehaald werd voor de hechtingen. Deze werden door een mannelijke arts gezet die mij verzekerde dat het geen pijn deed. Grapjas. Alles is blijkbaar onverdoofd hier, dus ook de hechtingen. De bevalling zou ik opnieuw kunnen doen, maar die hechtingen? Nooit. Alle pijn die je ooit hebt gevoeld verbleekt hierbij.

Diezelfde avond werd ik naar de gewone zaal verplaatst. Daar mag je wel bezoek ontvangen.
De gewone zaal is een ruimte waar zoveel mogelijk bedden in gepropt zijn. Privacy is voor watjes. De douche is koud, en er is geen wc papier of handzeep. Nu mag je lichaam na de bevalling niet te koud worden, is mij verteld, dus ik heb een beetje staan hannesen met een washandje.
Je slaapt met je kind in bed. En je doet maar aan borstvoeding. En beter weet je alles al, anders krijg je de wind van voren. Ik vond het dus niet zo leuk in het ziekenhuis. Iedereen bemoeit zich overal mee, weet alles beter en ik doe alles fout. Dat dit mijn eerste kind is, maakt niet uit. Je krijgt maar lekker het gevoel dat je een slechte moeder bent. Ondertussen ben je kreupel, redelijk vies, en kan je geen oog dichtdoen omdat er altijd wel ergens een baby huilt. Behalve de mijne. Hij huilt niet. Hij maakt geluidjes die aangeven wat hij wil. Zelfs bij zijn vaccinatie niet. Hij huilde dan weer wel toen ze zijn bloed afnamen.
Donderdagavond laat mocht ik eindelijk het ziekenhuis uit. Konden we eindelijk tot rust komen.