Misschien lijkt deze
titel wat te stereotype, maar werkelijk iedereen zegt het om de haverklap. Ya mon.
Ik doe het zelf (nog) niet, ik voel me daar nog niet local genoeg voor.
Het is
een lange blog deze keer, want het omvat zowel mijn afscheid, reis, aankomst en eerste
tijd hier in Jamaica. Gebrek aan internet, jwz.
Afscheid
Zo ongeveer iedere post heeft dit kopje. Dat is niet zo vreemd, het afscheid nemen is ontzettend belangrijk. Of, dat is het tenminste voor mij. Bij
Ik vertrek zie je wel dat mensen hun laatste werkdag hebben, nuchter en traanloos naar huis fietsen, daar nog de laatste spullen inpakken, en de volgende dag vertrekken. Of een simpel afscheidsfeestje en de volgende dag '
houdoe en bedankt'. Typisch. Of zou het een regisseurskunstje zijn? Je ziet ze ook nooit echt heimwee hebben, maar dan wel weer fantastisch de mist in gaan met Franse aannemers, Italiaanse leveranciers en buitenlandse bureaucratie.
De laatste twee, drie weken heeft het afscheid nemen van vrienden en familie mijn meeste tijd en energie gekost. Daar ben ik blij om. Blij dat ik niet gehaast iedereen nog even af moest gaan, nee, gewoon een complete dag of avond met iemand of meerdere iemanden doorbrengen. Gezellig, zonder opsmuk. Veelal eetdates, want de liefde voor eten komt wel in al mijn vrienden terug.
En dan, het afscheid. De afspraak was leuk. En nu. Nu zie ik je niet meer. Dit is het dan.
'Okee, zie je later', waterige oogjes, oprechte tranen; ieder afscheid was anders.
Het afscheid is voor mij anders dan voor de achterblijvers. Ik ga weg, aan mijn toekomst beginnen. Zij blijven achter, en zullen nog steeds (hopelijk!) deel uitmaken van mijn toekomst, maar het zal anders zijn. De afstand is groot en je kan niet even langsgaan.
Het waren twee weken en een beetje. Het voelde als een eeuwigheid, op een positieve manier. Alsof het eindeloos was, altijd zo zou blijven. Maar die ene dinsdag kwam toch steeds dichterbij. Op maandag voelde dinsdag ver weg. Op dinsdag voelde dinsdag ook ver weg. Alsof er niets zou gebeuren.
Boeddhistisch inpakken
Al eerder heb ik het over het inpakken gehad. Ik dacht dat ik wel tevreden was met de selectie die ik had gemaakt, maar nog steeds vindt mijn inwendige zwerver het teveel, en heb ik nog nét voor vertrek (de dag ervoor) alle dozen opnieuw uitgespit. En nog, nog steeds vraag ik me af of ik überhaupt wel spullen mee moet nemen.
Mijn backpack heb ik volgestouwd met kleding, aangevuld met wat shampoo, douchegel en meer van dat voor de eerste tijd. 17 kilo totaal, en ik zou daar gewoon van kunnen leven voor een flinke tijd (qua kleding dan he). Makkelijk.
Het is wel gek, zeker als je weet dat toen ik op kamers ging, ik 40 verhuisdozen had. Van die grote dingen, tot de nok toe volgestouwd. Vele verhuizingen later zijn daar nog maar 20 halve dozen van over. Dus 10 normale dozen. Nog vind ik het teveel.
Ik ben veranderd van iemand die alle zooi met zich meesleept naar iemand die alleen het nodige meeneemt. Het belangrijkste heb ik altijd bij me. De mensen die mijn in leven zijn gekomen. Ook al zijn ze niet bij je, ze zijn toch bij je.
Aankomst
De vlucht was oke.
Hoewel ik een gewone pauperstoel had geboekt, zat ik op de vlucht naar Atlanta
in Economy Plus. Waar ze zegmaar wel beenruimte hebben. Dat was dus wel chill,
helaas zat er ook een mevrouw in de rij achter mij die vier kleuters bij zich
had. Als de ene klaar was met de huilbui, begon de andere. En dat 8.5 uur lang.
In Atlanta deed de
douane, zoals verwacht, moeilijk. Ik weet niet precies waarom, maar in de VS
word ik als verdacht persoon behandeld. Gelukkig wist ik alle vragen naar de
zin van de 2m bij 2m doanemeneer te beantwoorden, en moest ie zelfs een beetje
lachen. Nu mogen ze dat niet, dus was het een scheve grijns met trillende
mondhoeken.
En nu begon het. 12
uur in transit. Ik dacht dat ik dit makkelijk aankon, gezien ik 9 uur in
terminal 2 (die ene waar niets te doen is) in Mexico-Stad overleefd had. Nou,
ja, mis. Ten eerste was dit ‘s nachts, en het verschil tussen 12 en 9 uur voelt
toch groter dan de 3 uur die het werkelijk zijn.
Eindelijk was het dan
ochtend, en probeerde ik mezelf wat te ontkreukelen. Maar het nieuws van CNN,
wat de hele nacht aanstond op heel het vliegveld, bleef in mijn hoofd
doordreunen, en slapen op wachtruimtestoeltjes is niet al te best voor je
lichaam. Nog flink verkreukeld sleepte ik me naar de gate waar mijn vliegtuig
naar Montego Bay zou vertrekken. Het personeel had er in ieder geval zin in. Er
stond dikke reggae op, en de omroepen waren niet voor extra paspoortcheck, nee;
‘Are you ready for Montego Bay? Shout Ya man! We want to see you dancing man,
you’re going to Jamaica, man’
Na een, voor mijn
gevoel, lange, en koude vlucht, was ik er dan eindelijk. Montego Bay. Maar toen
ontstond er een klein probleem. Immigratie wilde mij het land niet in laten
omdat ik geen hotel-reservering had. Onthou dat! Als je ooit naar Jamaica gaat,
reserveer iets, anders is t retour afzender.
De douanebeambte stuurde mij naar het tourist office waar ik een hotel moest
fixen. En dan zou ik terug mogen komen en nogmaals mogen proberen het land in
te komen. Dit tourist office zit vlak voor de doane, dus het zal vast vaker
voorkomen. Ik heb het goedkoopste hotel besproken, maar niets betaald of
bevestigd. Ik kreeg een kladje mee met daarop de naam van het hotel, en dat was
blijkbaar wel goed. Toen kwamen er nog vragen over mijn inkomen. Ik bedacht een
mooi bedrag, en werd dan eindelijk toegelaten.
Met behulp van een
kruier en een taxi kwam ik op de plaats van bestemming. Allebei maakten ze
flink misbruik van het feit dat ik alleen was en een blank huidje heb. Op dat
moment kon het mij niet zoveel schelen dat ik teveel moest betalen. Ik was
eindelijk aangekomen.
Op het bedrijf kreeg
ik een uniform en introductie. Meteen werken? Jazeker.
Het was zwaar, de jetlag in combinatie met de lange reistijd; en dus het lange
wakker zijn, snotverkouden door de airco en met pijnlijk dichtzittende oren
(die aan het eind van de week pas weer helemaal open gingen) Gelukkig hoefde ik
niet meteen vol aan de bak, maar moest ik een beetje kijken hoe alles in zn
werk ging.
Rond een uur of vier
werd ik, met al mijn zooi, weggebracht naar mijn crib. Eerst stopten we nog bij
de supermarkt, zodat ik de nodige dingen kon kopen. De afstanden hier zijn
groot, omdat alles eigenlijk aan één weg zit.
Uiteindelijk werd ik
bij mijn nieuwe thuis afgezet. Ik heb een appartementje voor mezelf. Het zit in
een oud hotel, en heet Sea Castle. Ik heb de neiging het White Castle te noemen,
gezien de gebouwen wit zijn (en ook echt op kasteeltjes lijken). De rest van
het niet-jamaicaanse personeel woont ook op deze locatie, verspreid over
meerdere gebouwen. Er is een bar, een zwembad, en mijn huisje kijkt uit over
het strand.
Het voelt vreemd. Nu
ik in Jamaica zit, wordt er van binnen aan twee kanten aan mij getrokken.
Mexico roept, en mijn vrienden en familie in Nederland roepen. Het is
ongelooflijk en niet te beschrijven hoe erg ik iedereen mis. Ik heb mijn
migratieboek nog niet aangebroken, ik voel vanzelf wanneer de tijd daar goed
voor is.
De eerste tijd zat ik
zonder telefoon en internet. Dat was niet erg bijster prettig. Af en toe zette
ik het veel te dure internationale roamen aan op mijn telefoon (dat deed het
dan weer wel) om iets van mij te laten horen aan het thuisfront. Ik vrees voor
de rekening.. maar het was t hoe dan ook waard om even iets te laten horen of
appjes te ontvangen. Liever zou ik met ieder apart contact opnemen, maar dat
was niet te doen. Deze schade wordt zeker ingehaald! Ik word namelijk wakker
wanneer de zon opkomt, rond 5, 6 uur lokale tijd. In Nederland is het dan 1100.
Dat is goed te doen. Ik kom rond 1800 uur lokale tijd thuis uit werk (soms
eerder), en dan is het vaak al te laat om te chatten of skypen.
Wennen
Het is altijd wennen
in een compleet nieuwe omgeving. Niets is vertrouwd, behalve de spullen die je
van thuis hebt meegesleept (en jemig, ik heb echt teveel kleding mee; k draag zes dagen per week een uniform). Maar, als je eenmaal je draai hebt gevonden in je
werk, je collega’s beter hebt leren kennen, en het Jamaicaans wat Sean Paul in
zijn liedjes uitkraamt verstaanbaar wordt, dan komt je ziel wat tot rust. De
eerste paar dagen had ik de neiging om terug te gaan. Maar ik wist dat ik dat
in Mexico ook had in het begin, en uiteindelijk vloog dat halfjaar om. En
inderdaad, waar de eerste week zo eindeloos leek aan het begin, zo snel leek de
tijd verstreken toen ik eenmaal aan mijn eerste vrije dag toegekomen was.
Een jaar is wel lang.
Maar na dit jaar, wie weet.
Mijn vliegtuig landde veel eerder dan ikzelf. Ik ben nu ook geland, en voel mij redelijk op mijn plaats. Als er eens een manier was om de mensen van wie ik hou samen te hebben met het wonen in een relaxed klimaat, dan zou ik echt intens gelukkig zijn. Maar ik kan het mensen niet opleggen om bij mij te komen wonen, en ik zou liever niet terug willen naar Nederland. Het zou prima zijn in de zomer, maar zodra de winter komt, slaat de melancholie weer toe en voel ik mij dramatisch genoodzaakt een winterslaap te houden.
Het is maar goed dat
ik al eerder in een land in dit continent geweest ben. Het hosselen is niet van
de lucht. De Mexicaanse en Jaimaicaanse voorstellen zijn gelukkig één pot nat,
dus geen gewenning meer nodig; de resistentie is al aanwezig. Ik had al 5x
getrouwd kunnen zijn als ik af was gegaan op het ‘Hey baby, you pretty, marry me.’ Ze noemen zichzelf smooth
talkers. Hmm, kweenie, ik denk niet dat ik dit smooth zou noemen. Een ander
voorbeeld is dat ze nog netjes beginnen, ze zeggen iets over mijn lengte, dan
komt het al gauw op mijn lange benen (voor mijn gevoel zijn die niet bijster
lang, maar ok) en dan is het einde zoek en krijg ik x-rated voorstellen naar mijn
hoofd geslingerd. ‘Once you go black, you
never go back’, maar dan met meer details. Smooth talkers, jaja. Ik ben
vooral bezig om mijn lachen in te houden. ‘Wat
you smilin for girl?’ 'I am always
smiling, get used to it.' Met een lach, uiteraard.
Mon
Op het werk zijn zowel
buitenlanders (waar ik er dus een van ben) als locals aan het werk. De locals communiceren
onderling in het creools wat ze hier spreken. Ik had het eerder over de liedjes
van Sean Paul. Wat hij uitkraamt is niets, maar dan ook niets vergeleken met
het echte Jamaicaans. Een deel is af te leiden van verbasterd Engels of Spaans
en een deel komt ook terug in de straattaal in Nederland (van alle woorden die
je kan verzinnen: Batty boy. Jawel.) de rest is soep. Ik weet niet precies wat
het is, maar dat komt vanzelf wel. Gelukkig neem ik een taal snel op. Een
accent ook. Ik zet nu al, zoals dat hier hoort, zo ongeveer overal ‘mon’
achter. How are you mon? Good mon, and
you. Good, thanks mon. Have a good day
mon. En dat is alleen nog maar het taxiritje naar werk. Dan moet ik nog
door twee checkpoints (ik werk bij een duur hotel, dus geen gevaarlijke spullen
naar binnen brengen of bestek mee naar huis nemen!), dus de mon-counter loopt snel op. Met de gasten
wordt Queen-English gesproken, dus de mon
blijft daar achterwege. Maar onderling met al het personeel, hoppa, gaan we
weer.